Analyse van de CWS-adviezen

De Commissie Werkelijke Schade heeft 59 aanvragen voor aanvullende compensatie geanalyseerd. Er is onder meer gekeken naar in hoeveel gevallen de aanvraag gegrond was, hoe vaak er tot aanvullende compensatie is gekomen en in hoeveel gevallen er geen aanvullende schade is geconstateerd.

Bij deze aanvragen waren 110 ouders en 159 kinderen betrokken. In 33 zaken is aanvullende compensatie uitgekeerd, bovenop de compensatie die reeds door de UHT was uitgekeerd. In 24 zaken is geen aanvullende compensatie uitgekeerd, omdat de vastgestelde werkelijke schade lager was dan het geld dat de gedupeerden in het kader van de integrale beoordeling hadden ontvangen.

Gemiddeld vragen de ouders ruim €91.000 aan. De CWS heeft gemiddeld ruim €37.000 vastgesteld aan werkelijke schade. Driekwart hiervan is materiële schade en een kwart is immateriële schade. Er wordt het vaakst materiële schade uitgekeerd omdat de gedupeerde vervangende opvangkosten heeft gemaakt, doordat de ouder inkomensschade heeft geleden, of doordat er reiskosten zijn gemaakt, bijvoorbeeld in verband met juridische procedures.

Immateriële schade

Immateriële schade kan worden uitgekeerd aan ouders, partners en/of kinderen. Voor een gedupeerde ouder wordt gemiddeld de hoogste immateriële schade vastgesteld: ruim €8.000. Bij partners wordt gemiddeld ruim €6.500 vastgesteld. Bij kinderen ligt de vastgestelde immateriële schade ongeveer tussen de €2.000 en €3.000 per kind. In totaal is zo’n €1,2 miljoen aanvullende compensatie geadviseerd.

Deze en meer uitkomsten staan in de analyse die de staatssecretaris vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Zie het onderstaande rapport.